-
1 attached to the unit
aangesloten bij de eenheid -
2 confederate
n. bondgenoot, medeplichtige--------v. confedereren, samengaan in een confederatieconfederate1[ kənfedrət] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 federatielid ⇒ lidstaat, bondgenoot3 〈voornamelijk Confederate; geschiedenis〉 aanhanger der geconfedereerden 〈 in de Amerikaanse burgeroorlog〉————————confederate21 in een federatie verenigd ⇒ aangesloten (bij een federatie), verbonden♦voorbeelden:————————confederate3[ kənfeddəreet]1 een federatie vormen ⇒ een verbond aangaan, zich verenigenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 federaliseren ⇒ tot een federatie aaneensluiten, alliëren -
3 incorporate
adj. samengebonden, vastgebundeld; aangesloten (bij een zaak/vereniging)--------v. omvatten; verenigen; toelaten (van een lid); opzetten van een vennootschapincorporate1[ inko:pəreet] 〈zelfstandig naamwoord: incorporation〉2 een onderneming/naamloze vennootschap oprichtenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 opnemen ⇒ verenigen, incorporeren4 onder/samenbrengen in een naamloze vennootschap♦voorbeelden:————————incorporate2[ inko:prət] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉→ incorporated incorporated/ -
4 nonunion
adj. Niet georganiseerd; behoort niet tot een beroepsvereniging--------n. Niet verenigd[ - joe:niən] -
5 unaffiliated
adj. niet aangesloten bij -
6 adhérent
adhérent [aadeerã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉♦voorbeelden: -
7 Anschluss
Anschluss〈m.〉1 aansluiting ⇒ verbinding, (telefoon)lijn5 〈sport en spel; doelpunt waardoor de achterstand nog maar één punt is〉♦voorbeelden:der Anschluss ist besetzt • de lijn is bezetelektrischen Anschluss erhalten • op het elektriciteitsnet aangesloten wordender Anschluss an das Telefonnetz • de aansluiting op het telefoonnetim Anschluss an den Vortrag • in aansluiting op de voordrachtder Anschluss an eine Partei • de aansluiting bij een partij3 den Anschluss noch bekommen, verpassen • zijn aansluiting nog halen, missen -
8 anschließen
anschließenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉1 aansluiten ⇒ aanknopen, volgen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 aansluiten ⇒ aankoppelen, verbinden♦voorbeelden:1 zich aansluiten ⇒ zich voegen, instemmen♦voorbeelden:darf ich mich anschließen? • mag ik meedoen? -
9 affiliation
-
10 bank
n. bank; oever; spaarpot; helling; heuvel (ook sneeuw); een rij toetsen; (in computers) een sleuf voor computer geheugen; het aansluiten van een logische geheugeneenheid--------n. geld, contant geld--------v. hellen van een auto of een vliegtuig; opstapelenbank1[ bængk] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 bank ⇒ mistbank; wolkenbank; sneeuwbank; zandbank; ophoging, aardwal4 reserve ⇒ voorraad, spaarpot♦voorbeelden:central bank • staatsbankThe Bank • de Bank van Engeland————————bank2♦voorbeelden:3 who(m) do you bank with? • bij welke bank ben jij aangesloten?II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 indammen5 deponeren ⇒ beleggen, op een bankrekening zetten♦voorbeelden: -
11 connected
adj. aangesloten[ kənektid]2 gerelateerd ⇒ gelieerd, verwant♦voorbeelden:2 are you connected with the Royal family? • bent u geparenteerd aan het koninklijk huis?are you connected with the circus? • hoort u bij het circus? -
12 hop
n. hup, sprong; (internet) hop, plaats van met elkaar aangesloten zijn van computers op het netwerk (via welke bericht verder doorgegeven wordt)--------v. springen, huppenhop1[ hop] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 〈 voornamelijk meervoud〉hop(plant/bel)♦voorbeelden:————————hop2〈 hopped〉1 hinkelen ⇒ huppen, wippen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 overheen springen/wippen/huppen♦voorbeelden:¶ 〈Brits-Engels; slang〉 hop it! • smeer 'em!, donder op! -
13 host computer
computer die diensten aan andere computers (die bij hem aangesloten zijn) verleenthost computer〈 computer〉 -
14 open shop
bedrijf dat werknemers in dienst heeft die niet aangesloten zijn bij genootschapwerkplaats waar zowel leden als niet-leden van een vakvereniging mogen werken -
15 serve
n. opdienen (met tennis)--------v. bedienen; dienen; opscheppen; serveren; uitzitten (straf etc.); bevruchtenserve1[ sə:v] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————serve2♦voorbeelden:→ serve on serve on/3 dienen ⇒ dienst doen, helpen, baten♦voorbeelden:serve as a clerk • werken als kantoorbediendehe served in North Africa • hij heeft in Noord-Afrika gediendserve at table • bedienen, opdienen£50 serves him for a week • aan vijftig pond heeft hij een week genoegit will serve • daarmee lukt het welas occasion serves • al naar gelang de gelegenheid zich voordoetare you being served? • wordt u al geholpen?the sky serve him for a roof • de hemel diende hem als dak1 dienen ⇒ voorzien in/van, volstaan, vervullen3 ondergaan ⇒ vervullen, (uit)zitten♦voorbeelden:serve the purpose of • dienst doen alsbuses serve the suburbs • de voorsteden zijn per bus bereikbaarthis recipe will serve four people • dit recept is genoeg voor vier personenthe house is served with water • het huis is aangesloten op de waterleiding2 that serves him right! • dat is zijn verdiende loon!, net goed!he served me shamefully • hij heeft me schandelijk behandeld -
16 who(m) do you bank with?
who(m) do you bank with?bij welke bank ben jij aangesloten? -
17 NATO member states
de NATO-landen (landen die bij NATO-verbond zijn aangesloten) -
18 Yosef Lishansky
Yosef Lishansky (iemand die bij de Nili aangesloten was) -
19 organisé
organisé [orgaaniezee]1 georganiseerd ⇒ gepland, geprogrammeerd2 methodisch ⇒ systematisch, coherent♦voorbeelden:1 c'est du vol organisé! • dat is je reinste oplichterij!voyage organisé • groepsreis -
20 angliedern
angliedern1 aansluiten ⇒ inlijven, opnemen♦voorbeelden:1 diese Fraktion ist der liberalen Partei angegliedert • deze fractie is bij de liberale partij aangesloteneine Gemeinde einer Stadt angliedern • een gemeente annexeren
Страницы
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Outdoor Cottage — (Ренен,Нидерланды) Категория отеля: Адрес: Nieuwe Veenendaalseweg 229, 3911 MJ Рене … Каталог отелей